Er zijn woorden, die zijn gewoon leuk. Pimpelpaars bijvoorbeeld. Of hottentottententententoonstelling.
De koning in Vingertje Lik, die alle letters met een ee spelde (aa, bee, cee, cee, dee, ee, fee, gee) en de o als "hoepeltje" vond bloemkool zo'n mooi woord, want dat spelde bee lee hoepeltje ee mee kee hoepeltje hoepeltje lee. Kostelijk.

De grootste, maar dan ook de allerallerallergrootste, speler met taal is Battus (Hugo Brandt Corstius), de bedenker van het opperlands, dat W.F. Hermans verbeterde in opperlans (wat een vondst!), wat één groot ginnegapgenoegen is; Hij kreeg er de P.C Hooftprijs voor (maar niet van de minister, want Battus was ook een heel goed stokertje dat het hele kabinet Lubbers over de rooie kreeg; Bravo!), overigens voor zijn gehele oeuvre.

De door Battus benoemde te bespelen kleurcombinaties zijn: git-, inkt-, roet-, pik-, raven-, aardedonker en -zwart, sneeuw-, lijk-, hagel- en zwaanwit, -blank en -bleek, roet-, poep- en reebruin, lood-, reiger-, muis- en duifgrijs, knal- en pimpelpaars, knal- en kikkergroen, knal-, bloed- en vuurrood, asgrauw, knal-, fel- en heloranje, -blauw en -geel hoogblond, kakelbont.